Tussenkomst Groen Budgetbesprekingen 2022

01 December 2022

Tussenkomst Groen Budgetbesprekingen 2022

Elk jaar vinden er in december op provinciaal niveau budgetbesprekingen plaats. Hierbij pleit elke partij voor aanpassingen van de budgetten voor het daaropvolgende budgetjaar. Hieronder vind je de tussenkomst van Groen-fractieleider Diederik Vandendriessche tijdens de budgetbesprekingen van 2022.

“2022: het jaar waarin alles weer in de plooi valt?” Zo luidde de intro van de nieuwsbrief van mijn lokale Fietsersbond-afdeling bij het begin van het afgelopen jaar. We zaten nog volop in de laatste fase van de zoveelste lockdown en de vraag was duidelijk zodanig gesteld dat er stilletjes gehoopt werd dat ze geen antwoord behoefde omdat het antwoord zonder meer positief zou zijn. Maar als we op het einde van dit jaar de balans opmaken, kunnen we de vraag jammer genoeg alleen maar negatief beantwoorden. Want na 2 jaar pandemie kunnen we enkel vaststellen dat onze samenleving aan een reusachtige snelheid van de ene crisis in de andere tuimelt: klimaatcrisis, coronacrisis, oorlog in Oekraïne, energiecrisis enzovoort. Begin jaren zeventig wees de Club van Rome al op het acute gevaar van de klimaatopwarming en daarvan zien we nu steeds vaker en steeds ernstiger de gevolgen. De coronacrisis drukte ons bovendien voor de allereerste keer zeer pijnlijk met de neus op de feiten waartoe een niets ontziende neoliberale globalisering kan leiden: een vleermuis op een markt in China kan vandaag de dag zonder problemen de hele wereld op zijn kop zetten, laat staan wat het gevolg kan zijn van Russische bommen op een kerncentrale in Oekraïne …

En dan hebben we het te midden van die wereldwijde explosieve ontwikkelingen nog niet gehad over mogelijke institutionele crisissen, in de Verenigde Staten, in de Europese Unie en natuurlijk ook in ons land, waar telkens opnieuw de discussie wordt aangewakkerd over zin en onzin van bepaalde instellingen op federaal, regionaal, provinciaal en ook gemeentelijk niveau. Denk wat dit laatste betreft maar aan de discussie over de fusies. De schaalvergroting op gemeentelijk niveau brengt ons rechtstreeks bij de rol en de invulling van het provinciale niveau, waarover bij het begin van deze legislatuur werd gesteld dat er sprake zou zijn van een institutionele rust. Ironisch dat juist de Vlaamse minister bevoegd voor binnenlands bestuur die rust weer kwam verstoren: enkele jaren geleden met zijn voorstel over de regiovorming en nog maar enkele maanden geleden met het voorstel om een fusie door te voeren over de grenzen van de provincies heen (Boortmeerbeek-Mechelen, weet u nog wel), waarbij de eigen richtlijn om niet langer buiten de eigen regio allianties aan te gaan compleet genegeerd werd.

Ondertussen wordt er ook aan de andere kant van de provincie getracht om buiten de lijntjes van de regiovorming te kleuren. Minister Somers had vorig jaar nog nadrukkelijk geweigerd dat de gemeente Zwijndrecht deel zou uitmaken van de regio Waasland, onder meer omdat Zwijndrecht tot de Vervoerregio Antwerpen behoort, maar ondertussen maakt niemand vanuit dat perspectief een bezwaar als er plotseling sprake is van een mogelijke ‘interprovinciale’ fusie tussen de Oost-Vlaamse gemeenten Beveren en Kruibeke en de Antwerpse gemeente Zwijndrecht. Een gemeente extra (Boortmeerbeek?), een gemeente minder (Zwijndrecht?) … De provincie staat erbij en kijkt ernaar. De bevoegdheid van de regio’s en de toekomst van de provincies ligt natuurlijk op Vlaams niveau, maar ik zou er toch voor willen pleiten dat het provinciale niveau sterker de kaart trekt van het belang van het tussenniveau, hoe dat er in de toekomst ook zal uitzien. Provincies, regio’s, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, … What’s in a name? Wie op een lokaal niveau aan politiek doet – en daar reken ik ook het provinciale niveau bij –, beseft op dit moment in Vlaanderen het belang en de impact van één essentieel gegeven: vele gemeenten, ook de middelgrote, zijn niet opgewassen tegen de immense opdracht waar ze nu al voor staan en die in de toekomst nog eens in het kwadraat op hen afkomt, onder meer omdat de Vlaamse overheid steeds meer taken naar het lokale niveau doorschuift. Vele gemeenten vinden gewoon het juiste personeel niet meer om al die taken uit te voeren en kunnen ook niet op dezelfde schaal als bijvoorbeeld de provincie aan outsourcing doen. Op de provincieraad van oktober keurden we een agendapunt goed om in te stappen in een raamcontract met de Vlaamse overheid voor de inhuring van ICT-medewerkers ter waarde van 6 miljoen euro, bovenop het lopende raamcontract DICT van 8 miljoen euro. Voor externe ICT-consultancy komt dat dus neer op een kostprijs van 14 miljoen euro. Vele kleine en middelgrote gemeenten vinden net als de provincie ook niet de geschikte ICT-profielen, maar beschikken niet over dergelijke budgetten om zulke opdrachten uit te besteden. Dan lijkt het mij evident dat we geleidelijk aan moeten evolueren naar een systeem waarin de provincie die pool van ICT-ers ook ter beschikking stelt van de lokale besturen en komen we tot de kern van de zaak: het zal er in 2024 niet om gaan of we de provincies moeten afschaffen en of de provincies overbodig zijn – zoals minister Somers zich nochtans nog eens liet ontvallen naar aanleiding van de erkenning van de geloofsgemeenschappen –, het zal er om gaan welke invulling van het intermediaire niveau relevant genoeg is om de gemeenten te ondersteunen, om daadwerkelijk een B2B-rol te vervullen, van bestuur tot bestuur, op een manier die de gemeenten niet met meer lasten opzadelt.

Dan wordt er natuurlijk ook vaak naar de fusies van gemeenten als oplossing gekeken, maar de moeizame zoektocht naar personeel en de complexiteit van ettelijke bevoegdheidsdomeinen (van ruimtelijke ordening over mobiliteit tot en met energie) zal er daarom niet minder om zijn. Gaat een fusie van 2, 3 gemeenten ervoor zorgen dat dat overheidsniveau meteen aantrekkelijker wordt als werkgever? Trekt dat sowieso sterkere profielen aan? Dat is nog maar de vraag. En ondertussen vergroot de afstand tussen de burger en het lokale bestuur. Daarom zou ik de deputatie en bij uitbreiding een organisatie als de VVP willen vragen om luider op tafel te kloppen om dat belang van de ondersteuning van onze gemeenten te benadrukken, vooral op de lange termijn. Al die fusieverhalen gaan natuurlijk gepaard met de partijpolitieke waan van de dag, die gretig wordt opgepikt door de pers, maar wat heeft de burger daaraan? Eigenlijk zou de provincie daar een heldere en objectieve visie aan kunnen koppelen vanuit de prioriteit van die B2B, zeker als onze provinciale grenzen worden aangetast bij mogelijke fusies.

Dit is dus op dit moment het kader waarin onze provincie haar taken moet vervullen. Het is een kader dat op alle mogelijke manieren gekenmerkt wordt door één woord, het woord ‘transitie’ of ‘overgang’. ‘Verschuivingen’, noemt de schrijver Stefan Hertmans het in een recent gepubliceerd essay. Verschuivingen die uiteraard ook de provincies niet onberoerd laten. Daarom was het een goede zaak dat we na de aanpassing van ons huishoudelijk reglement – een rechtstreeks gevolg van de vorige budgetbesprekingen eind 2021 – meteen een actualiteitsdebat hielden over de energiecrisis. Het was nog wat zoeken en aftasten, want ‘debat’ is misschien een te sterk woord voor de manier waarop we het in september hebben aangepakt: alle fracties die netjes een aantal energiethema’s aankaartten en vervolgens het antwoord van de deputatie, zorgvuldig voorbereid door de kabinetten van dienst. Op één specifiek moment was er toch wat meer animositeit in de discussie en dat was toen mijn fractie, samen met de Vooruit- en de Open VLD-fractie, verwees naar de mogelijke positieve impact van de groepsaankopen, die in onze provincie zoals bekend werden afgeschaft, maar in de provincies Oost- en West-Vlaanderen nog steeds met groot succes worden georganiseerd. Daarop was het antwoord van gedeputeerde Lemmens dat de leveranciers niet zouden kunnen volgen, maar het omgekeerde is waar: de oproep voor de groepsaankopen in Oost-Vlaanderen werd stopgezet omdat anders het aantal ingeschrevenen te hoog zou zijn en dan de sector eventueel niet meer zou kunnen volgen. De groepsaankopen blijven met andere woorden immens populair. Een gemiste kans voor onze provincie, want zowel in Oost- als West-Vlaanderen wordt bijvoorbeeld ook de volgende stap gezet: samen met de zonnepanelen kunnen mensen ook voor een thuisbatterij inschrijven, een provinciaal aanbod dat zeer tastbaar is voor elk gezin dat erop ingaat.

Voor de rest van mijn tussenkomst, voorzitter, focus ik graag op twee thema’s die onze fractie ook tijdens de komende budgetzittingen aan bod zal laten komen. Daarover kunnen we dus relatief kort zijn, maar ik doe toch al graag de belangrijkste ideeën uit de doeken. Enerzijds zou ik een vergelijking willen maken tussen twee instellingen die in principe een gelijkaardige doelstelling hebben, maar die duidelijk een andere budgettaire klemtoon krijgen, wat misschien niet altijd terecht is, met name het Havencentrum en het PIME, het Provinciaal Instituut voor Milieu-educatie. En anderzijds wil ik ook nog even stilstaan bij de niet altijd evidente situatie van Cultuurhuis de Warande in Turnhout.

Wat het Havencentrum betreft, denk ik dat we niet voldoende kunnen benadrukken dat er de afgelopen jaren een indrukwekkend parcours is afgelegd, met als orgelpunt normaal gezien het jaar 2025 wanneer het nieuwe Havenbelevingscentrum aan de Droogdokkensite geopend wordt. Alle pluimen daarvoor naar de directeur. Maar koken kost geld en dat hebben we de afgelopen jaren ook mogen vaststellen in het Havencentrum. De dotatie, die in 2017 nog 716 000 euro bedroeg, is sinds het begin van deze legislatuur gestegen naar een jaarlijkse dotatie van meer dan een miljoen euro en die systematiek van een verhoogde dotatie per jaar zal minstens tot 2024 worden aangehouden. Uiteraard heeft dat te maken met het project van het nieuwe Havenbelevingscentrum: dat wordt de spil van de ‘maritieme belevingssite’ die de stad aan de voormalige Droogdokken wil uitbouwen en daarvoor draagt de provincie alvast 8,5 miljoen euro aan. Met alle ontwikkelingen van de laatste jaren dienen we ons vanuit een provinciaal oogpunt toch wel de vraag te stellen welke finaliteit er aan die extra middelen zal verbonden zijn en waar we als provincie uiteindelijk zullen staan zodra het Havenbelevingscentrum zijn deuren opent. Was sich liebt, neckt sich, hoorde ik de eerste gedeputeerde verklaren tijdens zijn uitleg over het budget 2023. Maar hopelijk mondt de vrijage tussen de provincie en het Havenbedrijf niet uit in plagerijen waarbij de provincie uiteindelijk met lege handen achterblijft. Of zoals de griffier het treffend verwoordde tijdens een vorig vast bureau naar aanleiding van de evaluaties die worden opgestart voor de APB’s: de vraag bij een APB is hoe sterk van A van autonomie moet zijn en hoe sterk de P van provincie. Maar bij het Havencentrum lijkt de A voor de A van de stad te staan of moet het dan een H van het Havenbedrijf worden? Met andere woorden een HPB, een ‘Haven-Provincie-Bedrijf’?

De constructie van de samenwerkingsovereenkomst met het Havenbedrijf en de stad, waarbij het Havencentrum vanaf juni 2025 inkantelt in de vzw Havenbelevingscentrum, roept budgettair alvast de nodige vragen op. Nu is het Havenbelevingscentrum juridisch nog een filiaal van het APB, maar als het Havencentrum inkantelt in de vzw, kunnen we toch wel stellen dat de weg openligt om het Havencentrum over te dragen aan het Havenbedrijf Antwerpen-Brugge en dat het Havenbedrijf dan wel een heel mooi cadeautje krijgt. Daarbij mogen we bovendien niet vergeten dat we nog 2 230 000 euro aansnijden uit de reserves van het Havencentrum. Wordt er achter de schermen misschien nagedacht over een gelijkaardige werking zoals die van ons Havencentrum in Zeebrugge? Op zich nog geen gekke gedachte vanuit een overkoepelend perspectief, maar dat lijkt dan eerder een taak voor de Vlaamse overheid. Het lijkt er in ieder geval alle schijn van te hebben dat heel deze operatie een voorbode is voor het afsnijden van het Havencentrum op provinciaal niveau. Daar bestaan zeker inhoudelijke argumenten voor: zo is de werking van het Havencentrum zeer sterk op de stedelijke scholen en het ommeland van de stad gericht (voor scholen uit de Kempen is een uitstap naar het Havencentrum geen evidentie), maar dat hoeft nog niet te betekenen dat we deze provinciale instelling op een financieel presenteerblaadje aan de stad en/of het Havenbedrijf moeten aanbieden.

En dan duikt toch weer het doembeeld van de afslanking van de provincies op. Bij de overheveling van de provinciale musea naar de stad in 2016-17 werd er in deze raad plechtig gezworen dat die doorschuifoperatie geen impact zou hebben op de werking en het personeel. Maar wat horen we enkele weken geleden bij de budgetbesprekingen in de stad? DIVA, de opvolger van het provinciale Diamantmuseum, zal het met een pak minder medewerkers en middelen moeten stellen. De museale werking van DIVA komt daardoor op losse schroeven te staan. Ik hoop dat de middelen die we nu vrijmaken voor het Havenbelevingscentrum terechtkomen in een duurzame structuur, ook als in een niet zo verre toekomst zou blijken dat een belevingscentrum uiteindelijk geen prioriteit blijkt te zijn voor het Havenbedrijf. Want dan is de burger – alweer – de klos. Eigenlijk zou de provincie ook het credo moeten hanteren “Wat we zelf doen, doen we beter”. Maar ondertussen gaat het helemaal de andere kant uit. Eind vorige week mochten we via de pers vernemen dat ook het Suske en Wiske-Kindermuseum in Kalmthout in de etalage wordt gezet, nadat het nog maar pas gerenoveerd is, meer bepaald in 2019, voor 275 000 euro. Als Vlaanderen of de lokale overheden, zoals in dit geval de gemeente Kalmthout, onze instellingen niet willen overnemen, zetten we ze gewoon te koop, luidt blijkbaar het devies. De uitbating zou niet langer een taak van de provincie zijn. Daarvoor kijkt men naar de privésector. Geen evidentie, want wat is hier nu de bedoeling van? Een soort Plopsa-omgeving? Wordt Jerommeke een slappe versie van Kabouter Plop? En als er geen overnemer gevonden wordt, zou de werking zelfs stopgezet worden!

En dan kijk ik toch wel even naar uw partij, mevrouw Helsen. Gaat u zomaar toestaan dat al het harde werk van uw voorgangers uit uw partij zomaar met de grond gelijkgemaakt wordt? Zij die deze provincie mee het aanzien hebben gegeven dat ze ooit gehad heeft? Verleden tijd natuurlijk, de gloriejaren zijn voorbij: dit indrukwekkende gebouw met de ramen in het diamanten logo vervelt eigenlijk tot een kaas met gaten, met steeds meer lege plekken, een fata morgana van wat ooit was. Maar laat de CD&V dit werkelijk allemaal zomaar gebeuren?

Soit, de ontwikkelingen in het Havencentrum brengen mij naadloos bij het PIME. Het PIME heeft net als het Havencentrum eveneens een werking die gericht is op jongeren en scholen. En ook het PIME heeft misschien een ligging die, net als het Havencentrum in Lillo, misschien niet de meest optimale is, namelijk op een steenweg tussen Lier en Duffel waarbij je de vraag kan stellen of de bereikbaarheid op die plek tegemoetkomt aan de noden van alle bezoekers uit de provincie. Aan de achterzijde is het PIME weliswaar prachtig gelegen aan de rechteroever van de Nete, wat een schooluitstap met de fiets zeker de moeite waard maakt, maar natuurlijk niet voor leerlingen die uit pakweg Rijkevorsel of Kalmthout komen. Het PIME heeft met andere woorden op sommige vlakken dezelfde noden als het Havencentrum, maar niet hetzelfde budget, laat staan dezelfde machtige lobby als de havenlobby, die nu duidelijk ruggensteun geeft aan het Havencentrum, wat in het verleden wel eens anders was. Het PIME verdient anderzijds wel dezelfde maatschappelijke steun, want waar zij bij hun ontstaan in de jaren negentig nog relatief in de marge van de provincie opereerden, groeien zij stilaan uit tot een educatiecentrum dat in het hart van de maatschappelijke discussies komt te staan en op steeds meer interesse van scholen en leerkrachten kan rekenen. Dat bewijst de recente actie waarbij de Universiteit Antwerpen via het PIME leer- en documentatiemateriaal ter beschikking stelt voor leerkrachten die in hun klas geconfronteerd worden met klimaatontkenners en nu via het lesmateriaal van de UA de correcte wetenschappelijke analyse meteen bij de hand zullen hebben om concrete antwoorden te kunnen geven. Kortom, het PIME wordt als provinciale speler steeds belangrijker en verdient meer aandacht en steun. Tijdens de budgetbesprekingen voor de bevoegdheid Leefmilieu ga ik graag het gesprek aan om mee na te denken hoe we het PIME een grotere zichtbaarheid kunnen geven.

Dat brengt ons tot slot bij de Warande. Daar is sinds het begin van de zomer plots een driekoppig team aan de slag als directie. Dat de Warande te hoog gegrepen was voor de Vlaamse overheid en de stad Turnhout, dat mochten we tijdens de vorige legislatuur al vernemen, toen de provincie cultuur als bevoegdheid moest afstaan, maar toch nog de Warande moest blijven besturen. Maar dat we daarvoor nu ondertussen al drie directeurs nodig hebben, dat is toch wel een opvallend gegeven. We zijn dan ook benieuwd naar de beleidsintenties van de nieuwe directie voor de laatste twee jaar van deze legislatuur, die hopelijk toch ook de lange termijn voor ogen houden. Of krijgen we een scenario waarbij de Warande vriendelijk naar de uitgang wordt gedirigeerd? Maar om op welk niveau te belanden, is dan de vraag van 1 miljoen … Ook de Warande doet een beetje denken aan het Havencentrum: de cultuurtempel in Turnhout heeft immers ook nog een mooie renovatie én uitbreiding vanwege de provincie gekregen in 2018 (net voor de exit?) en ontvangt natuurlijk een jaarlijkse provinciale dotatie van 3,7 miljoen euro. In de jarenlange geschiedenis van de Warande zijn er prachtige initiatieven gegroeid, denk maar aan het filmfestival Mooov of Theater Stap. We hopen dan ook dat mogelijke bewegingen achter de schermen niet het kind met het badwater gaan weggooien als de Warande ooit een andere bestemming krijgt of – nu al – door onze drie directeurs op een lager pitje wordt gezet, in afwachting van de uitverkoop. Mijn collega Louis Schoofs gaat er graag dieper op in tijdens de daarvoor voorziene budgetbespreking.

Tot slot wil ik de griffier en alle financiële diensten van de provincie bedanken voor het uitgebreide voorbereidende werk bij deze budgetbesprekingen. De Warande toont duidelijk aan wat essentieel is voor de provincie en wat daarom ook het uitgangspunt van mijn tussenkomst was: de rol van de provincie als steun en toeverlaat voor de lokale besturen. Op de homepage van de website van de provincie Antwerpen zagen we enige tijd geleden alvast de knop ‘aanbod voor lokale besturen’ verschijnen, met daaronder in de vorm van zogenaamde pillar pages verschillende links naar relevante beleidsdocumenten en cijfermateriaal voor de gemeenten en hun ambtenaren. Ik hoop dat die ambtenaren ook voldoende geïnformeerd zijn dat al die informatie nu gebundeld op de site van de provincie staat. Het is in ieder geval een belangrijke stap in de richting van de provincie als een intermediair niveau dat de gemeenten rechtstreeks bijstaat in moeilijke tijden.