De heropleving van onze dorpen en dorpskernen

08 December 2023

De heropleving van onze dorpen en dorpskernen

Provincieraadslid Brend Van Ransbeeck pleit voor een sterk provinciaal beleid van kernversterking en kwaliteitsvolle dorpskernen. Hoewel de provincie een visie heeft rond leefbaarheid in de dorpskernen, geeft de deputatie omgevingsvergunningen voor bouwprojecten en supermarkten die tegen dit principe ingaat.

Één van de vraagstukken waar we als provincie voor staan, is hoe we onze dorpen en dorpskernen leefbaar maken en houden. Daar is geen sluitend antwoord op, net omdat plattelandsbeleid erg complex is. De uitdagingen van het platteland zijn dan ook enorm talrijk:

  • vergrijzing, sociale cohesie, armoede, eenzaamheid en diversiteit,
  • betaalbaar wonen en verappartementisering,
  • behoud van natuur en open ruimte, waterhuishouding en vergunningenbeleid,
  • mobiliteit, verkeersveiligheid, toegankelijkheid en openbaar vervoer,
  • schaalgrootte en bestuurskracht van de gemeente, professionaliteit van de administratie en oververhitte arbeidsmarkt,
  • detailhandel en KMO’s, korte keten en kleinschalige landbouw, het verdwijnen van geldautomaten, …

Graag neem ik “kernversterking” en “kwaliteitsvolle dorpkernen” onder de loep, want de beschikbare open ruimte krimpt stelselmatig en dit zet een gigantische druk op de leefbaarheid op het platteland. Het is een rechtstreeks gevolg van een trend die al sinds de jaren ’70 bezig is. De aangekondigde bouwshift schrijft voor dat er tegen 2040 geen open ruimte meer mag aangesneden worden, maar ik vrees dat dat tegen gewoon weg niet meer zal kunnen. Tegelijk is het belang van natuur en groen in de buurt sinds corona erg groot geworden.

De verappartementisering zet een bijkomende druk op de dorpskernen. Bouwpromotoren bouwen elke vierkante meter vol zonder een gezonde balans te vinden tussen het aantal woningen en de hoeveelheid publieke groene ruimte. Deze werkwijze wordt verpakt als oplossing van de gegroeide vraag naar betaalbare woningen, maar doet net het tegenovergestelde. Bouwpromotoren verdienen niks aan eengezinswoningen, terwijl het aandeel alleenstaanden blijft stijgen. Gemeenten kijken enkel naar de portemonnee: de inkomsten stijgen recht evenredig met de bevolkingsgroei.

Hoe gaan wij als provincie om met kwaliteitsvolle en leefbare kernen? Ondanks onze visie op kernversterking en acties die worden ondernomen via LEADER, staat deze haaks op het vergunningenbeleid van deze deputatie. Zo kan ik tal van voorbeelden aanhalen van vergunde projecten – al dan niet met negatief advies van de gemeente of eigen administratie - die lijnrecht ingaan tegen de eigen beleidsvisie.

  • Het nieuwbouwproject van appartementen in de wijk Dennendael in Kalmthout;

Ook op vlak van detailhandel laat de deputatie steken vallen. We hebben dan wel detailhandel-coaches die lokale overheden ondersteunen bij het uitwerken van een toekomstgericht detailhandelsbeleid, maar hun meerwaarde valt weg wanneer bepaalde supermarkten steevast vergunningen krijgen, tegen alle protest in.

  • Vergunning van supermarkt Jumbo op de Retiesebaan in Kasterlee;
  • Vergunning van supermarkt Jumbo op de Pas in Geel;

Ik zie niet in hoe deze kleine selectie van cases te rijmen valt met de provinciale visie op kernversterking. “Practice what you preach” is dan ook mijn boodschap.

Ter afronding geef ik graag mee dat de provincie Vlaams-Brabant een toolkit van bijna 300 pagina’s uitgewerkt rond kernversterking. Het is een leidraad die van toepassing is op alle Vlaamse landelijke gemeenten. Terwijl wij participatietrajecten uitvoeren voor elke gemeente apart, kon deze leidraad over de provinciegrenzen heen heel wat tijd en werk bespaard hebben. Voor detailhandel hebben we wel een gedeelde leidraad voor gemeenten, dus dat is wél goed.

Ik ga over tot mijn vragen over “kernversterking” en het provinciale plattelandsbeleid:

  • Hoe komt het eigenlijk dat sommige gemeenten, zoals Berlaar, Heist-op-den-Berg, Nijlen, Putte, maar ook Vosselaar, Westerlo, Hulshout, en de gemeenten in het Mechelse en de zuidrand/Rupelstreek buiten de selectie van de afgebakende LEADER-gebieden zijn gevallen? Op basis van welke criteria is dit gebeurd? Kunnen deze gemeenten nog rekenen op bijkomende ondersteuning vanuit de provincie? Indien ja, dewelke?
  • Waarom is er niet gekozen voor een gedeelde leidraad om gemeenten te ondersteunen op vlak van kernversterking? Vanwaar de keuze om voor elke geselecteerde gemeente een eigen participatieplan te maken? In welke mate wordt rond het thema van kernversterking over de provinciegrenzen heen samengewerkt (zoals dat met de leidraad detailhandel gebeurd is)?
  • Tot slot: hoe percipieert de deputatie de balans tussen haar vergunningenbeleid van bouwprojecten enerzijds en haar visie op haar plattelandsbeleid en kernversterking anderzijds? Is kernversterking een standaard criterium bij het verlenen van vergunningen?