Tussenkomst Groen Budgetbesprekingen 2021

01 December 2021

Tussenkomst Groen Budgetbesprekingen 2021

Elk jaar vinden er in december op provinciaal niveau budgetbesprekingen plaats. Hierbij pleit elke partij voor aanpassingen van de budgetten voor het daaropvolgende budgetjaar. Hieronder vind je de tussenkomst van Groen-fractieleider Diederik Vandendriessche tijdens de budgetbesprekingen van 2021.

Wie een woordwolk zou maken op basis van de kerstkaarten en nieuwjaarswensen van vorig jaar, zou ongetwijfeld het woord ‘bubbel’ als grootste woord zien verschijnen. In zo’n woordwolk is het grootste woord meteen ook het meest gebruikte en dat was vorig jaar – op quasi hetzelfde moment in het jaar als vandaag – de rode draad doorheen alle wensen: de wens dat we niet alleen samen bubbels konden drinken, maar vooral het vurige verlangen dat we uit die vervelende coronabubbel mochten treden en elkaar opnieuw konden ontmoeten. Tijdens de allereerste coronagolf dat jaar was er ook een explosie aan memes – dat zijn min of meer grappige, bewerkte internetfoto’s – over de situatie waarin we ons bevonden en een van die memes was die van een ouder gemaakte, compleet vergrijsde Marc Van Ranst die in 2044 de 37ste coronagolf aankondigde. Toen leek zo’n scenario een onwaarschijnlijk gegeven, maar hier staan we nu te midden van de vierde coronagolf en een variant die ondertussen al bij de Oudgriekse ‘o’ of omikron is aanbeland.

De situatie roept in het kader van deze budgetbesprekingen alvast de vraag op of we niet veel strikter en bewuster rekening moeten houden met mogelijke nieuwe financiële gevolgen van de coronacrisis. Na de zomer leek het nog alsof vele politieke besturen en in het kielzog daarvan grote delen van de samenleving een streep trokken onder de hele crisisaanpak, met het einde van verschillende steunmaatregelen als concreet gevolg. Ook het provinciebestuur ging – begrijpelijkerwijs – mee in die tendens van de postcoronatijd die zogezegd aanbrak, waarbij maatregelen zoals de vrijstelling van de betaling van 300 000 euro voor het Sportpaleis of 100 000 euro voor hockeyclub Braxgata bij de aanpassing van het meerjarenplan in oktober niet langer noodzakelijk leken. Essentiëler waren echter de gederfde inkomsten van de ABP’s in de eerste coronamaanden: vorig jaar was er sprake van 4,8 miljoen euro die bij de ABP’s en ook bij enkele EVAP’s moest worden bijgepast, bijvoorbeeld door het wegvallen van de opleidingen op Campus Vesta, het schrappen van Tomorrowland in APB De Schorre en het wegblijven van de bezoekers in APB Zilvermeer en het Provinciaal Vormingscentrum Malle. In totaal ging het over een totale coronakost van 6,4 miljoen euro. In oktober hebben we die 4,8 miljoen naar 2,1 miljoen herleid, waardoor we nu op een totale coronakost van 3,2 miljoen komen: de helft van het vorige budgetjaar.

Inmiddels beschikken we nochtans over de ervaring uit het verleden en hebben we de kennis van de huidige crisis én van het feit dat het coronavirus dan toch nog niet verslagen is. Tijdens haar ‘gloedvolle’ rede van vorige week vrijdag zei de gouverneur nog dat we moeten denken in termen van risico’s om te kunnen omgaan met onzekerheid. Wel, de coronacrisis is een groot risico voor elk overheidsbudget, op welk bestuursniveau dan ook. Het virus zal er morgen en in 2022 ook nog zijn. Gaat Tomorrowland dan wél door in 2022? Dat is ook nu weer geen certitude. Zou in dergelijke omstandigheden niet elke nuchtere en voorzichtige boekhouder oproepen om de mogelijke financiële gevolgen van nieuwe coronagolven goed in te calculeren? De vraag stellen is ze beantwoorden, maar in deze going concern begroting lijkt die voorzorgsmaatregel niet of onvoldoende ingebouwd te zijn.

Going concern, het woord viel her en der in verband met de voorliggende aanpassing van het meerjarenplan. Zoals onze gedeputeerde van Financiën al enkele malen vermeld heeft, spreken we namelijk niet echt meer van een nieuwe budgetopmaak voor volgend jaar, maar van budgetwijzingen en aanpassingen aan het meerjarenplan. Dat versterkt natuurlijk nog meer de indruk van een begroting waarin de continuïteit verzekerd wordt, van business as usual. Maar kunnen we in deze tijden nog wel met een gerust hart een dergelijke aanpak hanteren? De horeca moet alweer vervroegd sluiten, evenementen worden geschrapt of uitgesteld, online meetings worden nog maar eens de norm. Inkomsten die uitgingen van grote groepen mensen die zouden samenkomen, worden alweer onzeker. Maar ondertussen bevindt ons meerjarenplan zich in de postcoronamodus van enkele maanden geleden en zal pas bij de volgende budgetwijzigingen in juni de evaluatie plaatsvinden of de financiële coronabuffer voor de eigen instellingen voldoende groot is. Maar wat met extra steun aan getroffen sectoren zoals het toerisme, de horeca of events?

Een andere crisis die in ons land gepaard gaat met duizelingwekkende cijfers en waarin ik u even mee wil nemen, is de problematiek van de langdurige afwezigheden op het werk. Bijna 500 000 Belgen zijn langdurig afwezig van de werkvloer. In 2022 zou het om 475 000 mensen gaan. In 2012 ging het nog ‘maar’ om 285 000 Belgen. Op 10 jaar tijd zien we dus een stijging van bijna 200 000 mensen die langer dan een jaar afwezig zijn van het werk. Nog eens 300 000 mensen zijn inmiddels minder dan een jaar arbeidsongeschikt. We spreken in totaal dus over +/- 775 000 arbeidsongeschikten. In die groep is er een stijgende impact van arbeidsongeschiktheid door mentale problemen en burn-outs. De algemene maatschappelijke omstandigheden waarin we vandaag leven, de coronacrisis dus, maakt het er voor velen niet makkelijker op. De reeds hallucinante cijfers blijven stijgen, waardoor ik tijdens deze budgetbesprekingen ook een lans wil breken om die problematiek in onze provincie grondiger op te volgen. Dat kan op twee niveaus: eerst en vooral het eigen, provinciale bestuursniveau en vervolgens de situatie in de hele provincie. Wat het provinciale bestuur zelf betreft, stelt zich de belangrijke vraag hoe het nu eigenlijk in deze bizarre tijden met ons personeel gesteld is. Als zovele landgenoten langdurig ziek worden in hun job, ontsnapt de provincie hier waarschijnlijk niet aan. Is er een beleid om daar proactief en remediërend mee om te gaan? De vraag zal de komende dagen ook voorgelegd worden aan de gedeputeerde voor Personeel. En daarnaast is er natuurlijk de volledige provinciale arbeidsmarkt: wat zijn de cijfers voor onze provincie? Hoeveel inwoners van de provincie Antwerpen behoren tot die groep van 500 000 en wat kunnen we daar als politiek bestuur tegenoverzetten met ons flankerend arbeidsmarktbeleid? De meeste initiatieven uit het budget voor het flankerend arbeidsmarktbeleid gaan in de richting van de begeleiding voor tewerkstellingskansen, de beginfase van de loopbaan. Maar de impact van de uitval door psychische en mentale problemen en het gebrek aan een doeltreffende re-integratie op de werkvloer zorgen voor grote personeelstekorten en een toenemende krapte op de arbeidsmarkt, waardoor dus ook vanuit deze problematiek de link kan gelegd worden met die eerste fase van de loopbaan. En hoeft het nog gezegd: in deze coronatijden gaat vooral het zorgpersoneel gebukt onder een steeds zwaardere werklast en laat nu net de zorg een van de speerpuntsectoren van onze provincie zijn. Die sector lijkt dus bij uitstek geschikt om ons flankerend beleid ook op latere fases in de beroepsloopbaan te laten aansluiten.

Maar terug naar de going concern-begroting. Going concern houdt ook in dat de lopende projecten de basispijlers van het budget zijn. En ik wil graag op twee van die pijlers inzoomen, meer bepaald het klimaatplan en het PBRA, het beleidsplan ruimte. Wat het klimaatplan betreft wil ik hier nogmaals benadrukken dat een centrale, sturende focus ontbreekt. In alle actieplannen die werden voorgesteld ontbreekt het bindmiddel waarvan onze inwoners zonder verpinken zouden kunnen zeggen dat dat nu de typische stempel van de provincie draagt. Waarvoor staat de provincie als het over klimaat gaat? Om die vraag te beantwoorden gaat het over keuzes en prioriteiten, niet over een opsomming van lopende projecten. Het gaat dan over leiderschap. Mevrouw Verhaert verlangde in dat kader meer “dash en poeier” en daarover gaat het inderdaad. Welke smoel toont de provincie als het over klimaat gaat? Minder uitstoot van CO2 in de landbouw zou bijvoorbeeld een duidelijke leidraad kunnen zijn, waarna meteen het hele landbouw- en plattelandsbeleid van de provincie aangestuurd zou kunnen worden. Mijn Groen-collega Louis Schoofs zal er een tussenkomst over houden. De Vlaamse overheid is in 2021 met de campagne ‘reNUveren’ gestart en ondertussen bestaan er op verschillende bestuursniveaus ettelijke initiatieven voor renovatie, maar wie ziet door de bomen het bos nog? De provincie zou een coördinerende rol kunnen opnemen en een herkenbare loketfunctie kunnen vervullen zodat mensen weten dat ze met hun klimaatvragen telkens op hetzelfde adres terechtkunnen (een vraag die ik trouwens in 2009 reeds aan toenmalig gedeputeerde Bart De Nijn stelde, maar dit geheel terzijde). Een raadslid vroeg tijdens de bespreking op de vorige provincieraad hoe de financiering van het klimaatplan verloopt. De gedeputeerde heeft daar niet echt op geantwoord – wat ik u ook niet kwalijk neem in de lange lijst van vragen en antwoorden die u voor zich had liggen – , maar we kunnen die vraag wel makkelijk in de plaats van de gedeputeerde beantwoorden. De financiering van het klimaatplan zit in alle departementen waartoe al die actieplannen behoren. Via al die aparte financieringskanalen, die in sommige gevallen al jaren bestaan (denk aan Kamp C of aan de fietsostrades) wordt het zogenaamde klimaatplan gefinancierd. Maar dat valt niet zomaar gelijk te stellen met een nieuw beleidsplan en met een ambitieuze aanpak van de huidige klimaatproblematiek.

Daarnaast is er het lopende traject van het Beleidsplan Ruimte, waarmee de provincie Antwerpen nog steeds enkele stappen verder staat dan de Vlaamse overheid, die al jaren talmt in verband met de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, nochtans een noodzakelijk document als toetsingskader voor ons beleidsplan. Maar we appreciëren de beslissing die in de vorige legislatuur genomen werd om niet op Vlaanderen te wachten en zelf enkele krijtlijnen uit te stippelen. Zo zijn we inmiddels bij de derde fase aanbeland, het voorontwerp, waarin ook tot eind november het advies van de gemeentebesturen werd gevraagd. En net als in het Klimaatplan zien we ook in het Beleidsplan Ruimte dezelfde koudwatervrees: de provincie durft geen normering voorop te stellen, maar wil op de eerste plaats behouden wat is. Men vertrekt van de actuele eigenheid van een plek, van de feitelijke ruimtelijke context zonder duidelijke keuzes op te leggen. Onze collega Ilse van Dienderen zal er morgen verder op ingaan. Opvallend is alvast dat er in de terminologie van het Beleidsplan een geruisloze shift plaatsvindt: steeds vaker wordt multimodale mobiliteit als synoniem gebruikt voor duurzame mobiliteit, maar dat is vooralsnog niet hetzelfde.

Ten slotte kunnen we niet anders dan de methode van de Romeinse senator Cato vanonder het stof te halen. Hij eindigde zijn redevoeringen in de Romeinse senaat telkens met de opmerkelijke allitererende slotzin “Ceterum censeo Carthaginem esse delendam”, “En voorts ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden”. Wel, wij kunnen hier niet anders dan nog maar eens te herhalen, zoals tijdens de twee vorige budgetbesprekingen, dat de algemene provinciebelasting fundamenteel onrechtvaardig is voor de alleenstaanden. We weten intussen dat het juridisch mogelijk is om het huidige beleid in verband met de APB te handhaven, maar daarom is dat moreel nog niet de beste optie. Het is niet omdat een rechter heeft gesteld dat het mag dat we het dan maar moeten blijven doen. In de provincie West-Vlaanderen wordt een alleenstaande wel degelijk maar voor de helft belast tegenover een gezin met twee volwassen personen, wat elk logisch denkend mens niet meer dan normaal lijkt. Daarom voeren we nogmaals een amendement in op artikel 3 van het belastingreglement en zijn we dus Cato-gewijs nogmaals van mening dat de algemene provinciebelasting gehalveerd moet worden voor alleenstaanden.

Misschien zien we in de tweede helft van deze legislatuur een kentering op fiscaal vlak en, wie weet, ook op andere vlakken. Het evenwicht in de deputatie verschuift van 2-2 naar 3-1. De CD&V dreigt binnen de deputatie quantité négligeable te worden. Aan u, mevrouw Helsen, om het tegendeel te bewijzen. We zijn benieuwd.